Scheepstimmerwerf Peter Schoutenpeter schouten
Homepage Peter Schouten           Contact           Route 

Wie is Peter Schouten


Een gesprek met scheepsbouwer Peter Schouten

In het eerste nummer van de Nieuwsbrief van de Old Gaffers Association (OGA) in 2008 staat een interview afgedrukt van Carleen de Lange en Felix Arons, die een avond lang uitgebreid en indringend hebben gesproken met Peter Schouten.
Het verhaal biedt een prachtige inkijk in het denken en werken van Peter Schouten op zijn werf in Kortenhoef.

Traditionele of moderne scheepsbouw?

Op donderdag 15 november 2007 reden wij in het donker vanuit Amsterdam naar Kortenhoef, op weg naar de jachtwerf van Peter Schouten.
Peter is OGA-lid met zijn WANTIJ30 de
'Wind and Tide'. Het is een klassiek ogende negen meter lange mahoniehouten gaffelkotter, die in 2007 voor het eerst het water doorkliefde en vrij snel daarna te bewonderen was in de
Spiegel der Zeilvaart .
Peter is behalve eigenaar ook de ontwerper en bouwer van dit schip. Rond de kachel in zijn werkplaats spraken wij met hem over het
bouwen van een traditioneel schip en over traditioneel bouwen. Een paar vragen waren voldoende om van deze bevlogen scheepsbouwer heel veel informatie over heel diverse aspecten van het bouwen van een traditioneel schip los te krijgen.
 

Wat trekt jou in traditionele bouw?
Het heeft volgens mij alles te maken met mijn verleden. Ik kom uit de rond- en platbodemwereld. Ik ben hiernaast bij Piet Dekker opgegroeid. Toentertijd was dat een soort goeroe een vooraanstaand persoon in de rond- en platbodemwereld, medeoprichter van Botterbehoud.
Als 12-jarig jochie kwam ik al bij Piet en dat heeft mij in die zin gevormd. Van nature voel ik mij al aangetrokken tot historie en dat is dan mede bepalend voor hoe je later te werk gaat.

De botters...
Ja, de botters en de traditionele Hollandse schepen, dat is mijn achtergrond. Ik kwam op een gegeven moment bil Jachtwerf Brandsma te werken. Zij begonnen met het bouwen van Deense kotters. Dat was mijn eerste contact met nieuwe scheepstypes. Later ben ik regelmatig naar Engeland gegaan, en dan groeit zoiets.
Hiervoor heb ik samen met een vriend een Harrison Butler gehad, een prachtig scheepje, diepstekend met een mooie S-spant, oorspronkelijk torengetuigd maar later gaffelgetuigd om makkelijk onder de Hollandse brug door te kunnen. Ik kwam er toen vrij snel achter dat diepstekende schepen niets voor mij zijn. In zowel Engeland als Nederland ben ik toen op zoek gegaan naar een minder diep stekend schip, liefst met een midzwaard. Alles wat ik tegen kwam was niet naar mijn zin. In de boekjes van Maurice Griffith, die hebben we denk ik allemaal wel gelezen, spreekt mij de sfeer wel aan. Echter als je zijn boten bekijkt, dan vind ik de dek lay-outs verschrikkelijk. Vervolgens kwam ik Smacks en Bawleys tegen, die hebben mijn hart wel een beetje gestolen, maar niet zo dat ik er voor ging. Doordat ik niets kon vinden wat werkelijk naar mijn zin was, rijpte langzamerhand het idee om zelf een boot te gaan bouwen. Eerst heb ik een halfmodel gemaakt, en daarna een tekening aan de hand van het halfmodel, en dat is het schip van Herald (de Zandloper, Wantij25 - red.). Het is mijn eerste eigen gebouwde schip. Mijn huidige schip is veel groter, maar het concept is wel hetzelfde.

Is het ontwerp traditioneel berekend?
Zelf heb ik geen scheepsbouwkunde gestudeerd en met mijn zelfstudie liep ik tegen een grens aan. Ik heb contact op genomen met Martijn van Schaik, van ontwerpbureau Seahorse. Hij heeft op basis van mijn gegevens het ontwerp en het lijnenplan met de computer getekend en doorgerekend. Zo kreeg ik zeer nauwkeurige berekeningen en uitslagen van mijn schip. Het invoeren in een computer van het analoge lijnenplan met al die coördinaten was een vrij kostbare geschiedenis.
Maar nee, een traditioneel ontwerp is het niet, want dan praat je binnen de tradities. Een botter, dat is een traditioneel schip. Ik zeg altijd: het ontwerp van mijn schepen is een samensmelting tussen het Engelse en het Nederlandse. En daar ben ik ook wel trots op, want eigenlijk binnen de traditie ben ik toch innovatief bezig!

Wat bedoel je met die samensmelting tussen het Engelse en het Nederlandse?
Nou, als je het schip in het water ziet, dan denk je dat het een Engels kottertje is, maar als je het onderwaterschip ziet dan denk je: verrek, het is geen Engels kottertje, want het heeft heel veel Hollandse kenmerken. En dat bedoel ik met die samensmelting. De Wantij is een volledig traditioneel gebouwd schip volgens onze Hollandse traditie, niet de Engelse.


Wat is dan die Hollandse traditie van bouwen?

Engelse schepen werden op spant gebouwd, en ik heb op hulpspantjes gebouwd. Het verschil tussen de vlakbouwmethode, zoals van de Oost-Indiëvaarders, en de spantbouwmethode van de Engelsen, is dat bij de Engelse bouw eerst een heel spantenraam werd neergezet waar later de huid tegenaan werd gezet. Volgens de Hollandse traditie werd eerst de huid met hulpspanten geplaatst en daarna de officiële spanten. Een wezenlijk verschil. Het voordeel van de Hollandse traditie is dat je niet het hele spantenraam hoeft uit te stroken.



Hoe zit het met het ontwerp van de WT3O?

Na het bouwen van twee 25-voeters rijpte langzaam het idee om toch nog een groter schip te bouwen. Ik wilde wel eens een langere een tocht maken. Dat koppie van mij blijft ook nooit stilstaan. Toen ik aangaf een rondspant negen meter schip te willen bouwen was de reactie van Martijn: "Waarom zou je dat doen. Je hebt dit concept al in de computer zitten. Eigenlijk toch wel een heel goed concept, dus waarom ga je daar niet op verder? ". Daar moest ik eerst eens een week over nadenken, want op zich was de WT 25 ook een prettig schip, en de bouwwijze voldeed goed.
Dus ik bel hem op en zeg: "why not?". Hij was ook enthousiast en wilde de tekening graag opschalen. Op Boot Holland hebben we, toen het niet zo druk was in zijn stand, een uur of tweeënhalf achter zijn laptop gezeten. Het wonder ontvouwde zich voor mijn ogen! Je kunt alles werkelijk prachtig zien en zelfs iets veranderen zonder opnieuw te hoeven beginnen, Ik werd eindelijk helemaal enthousiast... voor de computer! We hadden iets waar we allebei helemaal achterstonden, zo is de WT3O ontstaan.
Peter toont ons enthousiast aan de wand van zijn werkplaats halfmodellen van de Wantij 25 en de Wantij 30.

Hoe consequent ben je met het gebruik van traditionele bouwmaterialen?
Traditioneel, ja, dat past bij mij. Ik heb daar ook een filosofie over. Eigenlijk hebben die schepen zich door de jaren heen heel erg goed bewezen. Vaak zijn het stokoude scheepjes.
Natuurlijk moet er wel eens iets aan gebeuren, maar na een goede restauratie varen ze weer een hele tijd. En wat moet ik met al die moderne materialen, met epoxy en zo. Ik moet het eerst nog maar eens afwachten. Ik geloof wel in epoxy, maar niet bij heel zware bouw, wel om te gebruiken voor lichte schepen zoals een Pampus bijvoorbeeld.
Ik heb traditiegetrouw gezaagde spanten (gemaakt uit de indrukwekkende kromgegroeide dikke stukken eikenhout die Peter ons buiten had getoond), en bovendien heb ik tussen de huid en de spanten een laag aangelegd van kranten volgetrokken met bruin teer (Stockholm teer).
Dat wordt dan een soort vetpapier, dat dient als isolatielaag. Als het één gaat rotten, dan wordt het ander niet aangestoken.

Ook traditioneel zijn mijn gebreeuwde huidgangen. Die maken een schip stijver.
Door weersinvloeden wil het schip wel eens werken, maar als het gebreeuwd is, houd je een stijve hull. Persoonlijk vind ik gebreeuwde huidgangen erg mooi. Daarnaast vind ik het belangrijk om deze traditionele bouwmethode over te dragen aan de volgende generatie, zodat de techniek niet verloren zal gaan.

Waarom heb je een kotterachtige gebouwd, want dat is op zich niet het snelste schip?
Snelheid is leuk meegenomen, maar ook dat heeft een verhaal. Ik heb heel veel gevaren met een Staverse jol, legio vakanties mee gehad, ook niet het snelste schip. Dus ik dacht: 'dat kan beter'. Ik heb dat meegenomen in mijn eerste ontwerp. Maar voornamelijk ga ik voor het zeewaardige gedrag, prettig in golfslag. Of het dan helemaal het snelste is, vind ik een minder belangrijkste aspect. Bovendien wat is het snelste schip? Ik denk dat een kotter al vele malen sneller is dan een bolkop of een van onze andere traditionele schepen. En ga je nog een stapje verder, ik denk dat je dan helemaal van de traditie afstapt... wat is er dan nog snel? Dan kom ik in een ander soort wereld terecht!

Wat voor concessies heb je nou gedaan tijdens de bouw?
Ik heb daar natuurlijk wel over nagedacht. Ik vind traditie mooi. Je moet er niet in vastzitten.
Als er door de jaren heen binnen de traditie problemen zijn ontstaan waar nooit echt oplossingen voor gevonden zijn, en ik denk die wel gevonden te hebben, waarom zou ik die dan niet meenemen?

Welke problemen zijn dat?
Een kotterschip had meestal binnenballast, zeker in de bedrijfsvaartuigen, maar met die platte bodem is dat niet echt ideaal. Dus ik ben begonnen een kielbalkje te bedenken, en daar zit lood in. En toen dacht ik, als ik die zwaardkast nu integreer in de kielbalk, dan kan dat nooit meer lekken. Voorheen, met die oude zwaardkasten van hout, was dat vaak een probleem. Ik ga dan voor de beste materialen. We hebben een roestvrijstalen kielbalk laten maken, die wij later vulden met lood. De zwaardkast is van RVS en later binnen bekleed met eiken. Zodat het er uiteindelijk traditioneel uitziet.

Hoe heb je de ballast uitgerekend?
Bij de WT25 heb ik het als volgt gedaan. Voor de waterverplaatsing had ik zelf een methode bedacht, en een kennis van mij deed het volgens de regel van Simpson, dat is een bekende methode. Het gewicht van de romp had ik geschat, een beetje uit ervaring, en uiteindelijk zat er op die 4 ton. Slechts 5 kilo verschil met de Simpson berekening van mijn vriend! Mijn methode is zo slecht nog niet! Ik ga gewoon voor de logica, en het werkt. Voor de WT30 zijn de berekeningen door Martijn gemaakt.

Hoe bedenk je de verhoudingen als je een schip bouwt?
In wezen is dat heel simpel: bekijk heel veel lijnenplannen. Ik heb ook heel veel boeken daarover. Vervolgens is een vrij normale lengte breedte verhouding 1 op 3, dat is een heel traditionele verhouding. Omdat ik een ondiepe romp heb, moet ik het van mijn rompstabiliteit hebben, en niet zozeer van mijn ballast, dus dan moet je relatief breder bouwen. Bij de WT25 ben ik nog iets breder gegaan. Het is een vrij volle romp: de eerste romp was 7,65 m bij 2,90m over de berghouten. Normaal is dat breed, maar toch doet die boot het helemaal niet slecht.

Hoe traditioneel ben je in de verhoudingen bij het tuigen geweest?
Voor de Zandloper, mijn eerste bouw, had ik een persoonlijke filosofie: ik heb gekozen voor een makkelijk strijkbare mast om eenvoudig over de binnenwateren te kunnen varen.
De hommer steekt net buiten het schip, dus de top van de gestreken mast steekt niet heel ver uit, zodat men vrij makkelijk kan varen. Hier heb ik het zeilplan op gebaseerd. Die boot kan heel wat wind hebben. Dat was ook mijn uitgangspunt. Het schip hoefde niet perse de snelste te zijn, als zij maar een Cornish Crabbertje eruit kan varen... Nou daaraan voldoet zij zeker.
En verder ben ik het meest gegaan voor zeewaardigheid en een prettig gedrag - en dat zij dan af en toe in een OGA-wedstrjd verliest van schepen van 9 meter... dat hoeft voor mij ook niet zo, en dat mag je ook niet vragen van een boot van 7 meter.
De wens van de opdrachtgever van de tweede bouw was een iets groter tuig, waardoor hij beter presteerde. De tuigage van de Wind and Tide is weliswaar hoger en smaller dan bij de vorige schepen, maar niet volgens de traditionele Engelse maatstaven. Omdat het schip maar 85 centimeter steekt, zonder zwaard, heb ik in het achterschip weinig diepgang. Een groot grootzeil zou een erg loefgierig schip impliceren. Traditioneel lukt dan dus niet. Ik heb Martijn, die het zeilplan tekende, hierbij de opdracht gegeven het schip niet te overtuigen. Naar de klassieke schepen beurs in buien met windkracht 7 met één rif stuurde hij prima, en daar voel ik mij dan goed bij.

Heb je ook met je houtsoort rekening gehouden om het gewicht in het schip te brengen?
Nee, dat komt van de ballast, dat maakt de trim en het eindsaldo. Je tekent een romp en die heeft een bepaalde waterverplaatsing. Dat kun je met de computer goed uitrekenen, want daar kun je de maten en dikten invoeren en dan spuugt de computer zo de oppervlakte en het gewicht van de huid uit.

Hoe zit het met het onderscheid in de ballast tussen jachten en vissersschepen?
Dat zie je in de Engelse scheepsbouw ook. Vissersschepen hadden vaak een binnenballast, met stenen en zo. Net zoals in Noorwegen. In jachten wilden ze geen binnenballast want dat scheelt weer stahoogte. Die begonnen vaak met loden kielen en gietijzeren kielen te bouwen, dus dat evolueerde veel harder door dan de beroepsbouw. En bedrijfsvaartuigen bouwde men vaak op het oog, aan de hand van een paar standaard maten, terwijl scherpe jachten allemaal van tekening werden gebouwd. Peter toont ons foto’s van het bouwproces van de Wind en Tide, aan de hand waarvan hij veel aspecten toelicht.

Welk houtsoort gebruik je? En gebruik je ook gelamineerde spanten?
Nee, geen gelamineerde spanten. Dat is niet traditioneel! Ik gebruik de stukken die we daarnet buiten zagen. Normaal bouw ik altijd in eiken, maar dat is altijd wat trekkerig, het werkt, dus ik wilde iets anders proberen. Voor de Wind and Tide (WT3O) heb ik toen gekozen voor een mahonie huid, omdat dat wat stabieler is. Ik had een mahonieboom van 8 meter lang, waar acht kubieke meter hout in zat. Dus het was een kuub per meter, met denk ik een doorsnede van 1,10 meter. Die boom was eigenlijk 12 meter lang, ze hebben er nog een stuk afgezaagd want dat werd een beetje te begrotelijk. Het hart van de boom heb ik in 5 platen van 4 cm laten zagen voor het vlak, en voor de huid in 3 cm. De gangen zijn gestoomd. Ik had nog nooit eerder mahonie gestoomd, dus dat moest proefondervindelijk. Mahonie is een beetje een stugge, kruisdradige houtsoort, die slecht wil buigen. Er zitten om de halve meter hulpspanten in. Bij eerdere boten was dat een meter. Toen bouwde ik in eiken. Dat kon ik branden en dat strookt goed. Met stomen wilde ik niet dat het zou knikken, dus vandaar die hulpspanten om de halve meter. Dat is ook de reden waarom die Engelsen meteen op spanten bouwen, dan heb je ze meteen allemaal. Ik vind dat een rotmethode, want alles moet je terplekke in de schuinte gaan stroken en dat krijg je nooit zo mooi.

Hoe snel dat gaat het bouwen van de boot?
Wij hebben de boot met zijn tweeën gebouwd. Drie gangen rondom in de week, dat was een vrij pittig tempo.

Welk materiaal heb je gebruikt voor de zeilen?
Nou, als we praten over een traditioneel tuig dan hebben we het over een katoenen tuig, toch? En vlas is nog ouder. Als vlas nat wordt dan rekt het op en gaat de vorm uit het zeil.
Bij katoen was dat minder. Katoen is nog wel te krijgen, maar het wordt zwaar als het nat wordt en ik wil het wel omhoog kunnen krijgen.
Mijn voorkeur gaat uit naar een klassieke uitstraling. Als alternatief heb ik gekozen voor Klippercanvas, 100% polyesterdoek dat aanvoelt als katoen. Het is echt een mooi zeil, en mooi traditioneel gelijkt, met zware lijken. Zelfs binnen Botterbehoud zijn ze er positief over, dus dat wil wel wat zeggen. Een voordeel van Klippercanvas is dat het zich erg plezierig op laat doeken.

Hoe heb je het zeil aan de mast bevestigd?
Het zeil zit met rakbanden met kloten rond de mast en niet met hoepels, ook weer Hollands. Hoepels zijn erg arbeidsintensief om te maken, en je kunt ze er minder makkelijk afhalen.
En bij opdoeken zijn ze ook lastiger. Bovendien kunnen ze het één en ander beschadigen. Het nadeel van rakbanden vind ik niet erg groot.

Heb je een massieve mast gebruikt?
Het is een massieve mast, maar hij is wel in vieren gelijmd. Alle rondhouten zijn van Oregon pine. In de mast zit een pijpje, voor de leidingen. Ik heb wel overwogen om een massieve mast te gebruiken, gewoon een gegroeide paal, maar die gaan vaak zo scheuren. Voor mijzelf vind ik dat geen probleem. Als je mij echt in mijn hart kijkt, dan had ik het liefst een boot waar ik gewoon met mijn klompen opstap, het liefst gewoon helemaal in de bruine teer. Maar vanwege commerciële redenen moet ik aan de uitstraling van het schip denken en rekening houden met de wensen van de klanten. Luxe voert tegenwoordig de boventoon.

Waarom heb je jouw schip geschilderd?
In Engeland hebben ze bijna alles geschilderd, omdat ze daar op zout water zitten, en dat vind ik ook prachtig. Persoonlijk vind ik bij kotterachtige schepen geschilderde rompen het mooiste, omdat de lijn van het schip dan beter uit komt. Traditioneel gezien worden in Holland de meeste schepen gelakt. Daarin onderscheid ik me weer van anderen.


Hoe ben je tot de kleuren gekomen van de Wind and Tide?


Ooit heb ik gezeild op de Marigold, een replica van een Gravesend Bawley. Zij had een grijze romp met een zwart boeisel en een gele bies. Ik vond het zulke prachtige kleuren dat ik ze voor mijn schip ook heb gebruikt. Maar niets is zo mooi als een helemaal zwarte kotter met een gele bies.
Ik heb verhalen gelezen... het wordt bloedheet en alle naden trekken open! Daarom waren bij de Hollandse schepen de zwaarden vaak ook wit geschilderd, omdat dat minder trok.



Moet je traditioneel zijn in het gebruik van gewoon staal of mag roestvrijstaal ook?
Ik heb overal roestvrijstaal beslag gebruikt. Niet traditioneel. Ik ga voor goede materialen.
Mijn bouwen is wel traditioneel, daar ben ik vrij consequent in. En bovendien als niet roestend alternatief voor staal was er indertijd brons. Welke materiaalkeuze je maakte, had te maken met twee aspecten; ten eerste met de financiële middelen en ten tweede met een jacht versus een bedrijfsvaartuig. Een bedrijfsvaartuig is over het algemeen iets zwaarder gebouwd, en die stalen pen of spijker die dan een beetje vast ging roesten was eigenlijk alleen maar in het voordeel van de stijfheid van het schip. Terwijl aan jachten heel anderen eisen worden gesteld, ook esthetisch.

Samenvattend, bouw jij traditioneel?
Ik pretendeer niet een authentiek jacht te bouwen. Ik ga wel voor een traditionele bouwmethode, omdat ik daarin geloof. Het wil niet zeggen dat ik geen moderne materialen gebruik. Ik gebruik zoveel mogelijk traditionele materialen, mits ze toepasbaar zijn in deze tijd. Zo gebruik ik wel roestvrijstalen schroeven, rubbercompound en lijm. Ik ga wel met mijn tijd mee, maar ik wil de traditie van het bouwen voortzetten.

In het donker verlaten we via een smal paadje over een lange landtong deze speciale plek, prachtig verborgen tussen het water. De stilte van de nacht staat in schril contrast met de enthousiaste conversatie rondom de ronkende houtkachel. De terugreis onder de gloed van een bleke maan geeft gelegenheid de opgedane indrukken te laten bezinken. Wederom een uniek mens op een unieke plek.
(Bron Nieuwsbrief Old Gaffers Association - Carleen de Lange en Felix Arons)

Lees ook Van Leerling tot Meester
Een verhaal over alles wat de vrienden/scheepsbouwers Piet Dekker en Peter Schouten een groot aantal jaren verbond.

Scheepstimmerwerf Peter Schouten in Kortenhoef
 Nieuwbouw & Restauratie van houten schepen

© 2018